Dat de familie Giovanelli een Italiaanse herkomst heeft zal geen verbazing wekken, maar ze zijn niet rechtstreeks vanuit Italië naar Nederland gekomen. Ze hebben de weg naar het noorden afgelegd via het hof van de hertogen van Lotharingen, eerst in Lunéville in Frankrijk en later in Brussel.
Van Italië naar Lunéville
In 1673 of daaromtrent wordt Francesco Giovagniolly geboren, waarschijnlijk in Rome. Hij zou de zoon zijn van Juvenal, die een oom had die patriarch van Venetië was en hem een paleis naliet. Francesco verlaat echter al op heel jonge leeftijd het ouderlijk huis en komt in dienst van de hertog van Lotharingen, Leopold I. Leopold groeide in ballingschap op in Wenen, omdat Lotharingen bezet was door de Fransen. In 1697 werd bij de Vrede van Rijswijk het hertogdom Lotharingen en Bar in ere hersteld. De hoofdstad Nancy wordt dan echter bezet door buitenlandse troepen en daarom verplaatst Leopold zijn hof naar Lunéville. Daar laat hij in 1703 het middeleeuwse kasteel verbouwen tot een prestigieus paleis, het Château des Lumières, dat zich kan meten met Versailles. Aan het hof van de hertog maakt Francesco carrière: hij klimt op van voetknecht tot eerste koerier van de hertog. Ondertussen sticht hij ook een gezin en met zijn vrouw Anne Marie Heverlin krijgt hij negen of tien kinderen. De hofhouding vormde een gemeenschap op zich en de verhoudingen tussen de hovelingen waren zeer hecht. Dat blijkt wel uit het feit dat bij de doop van zijn kinderen vrijwel altijd één van de leden van de hofhouding getuige is. De kinderen van Francesco krijgen op hun beurt ook weer posities binnen de hofhouding.
Van Lunéville naar Brussel
Leopold I sterft in 1729 en wordt als hertog opgevolgd door zijn zoon François III. Een andere zoon, Charles Alexandre, wordt benoemd tot gouverneur-generaal van de Oostenrijkse Nederlanden. Een deel van het Lotharingse hof wordt daarom in 1744 verplaatst naar Brussel. Dat heeft gevolgen voor de familie Giovenelli, want in ieder geval de zoons Jean Michel, Jean Simon en François verhuizen met de nieuwe landvoogd mee naar Brussel.
De landvoogd Charles Alexandre, die we misschien beter kennen onder de naam Karel van Lorreinen, vestigt zich in het paleis van de graven van Nassau. Het hofpersoneel wordt grotendeels ondergebracht in het Borgendael, een gebied tussen het in 1731 afgebrande paleis van de hertogen van Brabant en de abdij van Sint-Jacobus op de Coudenberg. Ook in Brussel blijft de band tussen de landvoogd en de familie Giovanelli bestaan. Zowel Jean Michel als Jean Simon noemen in 1752 en 1753 één van hun zonen naar de landvoogd. De oudste zoon van Jean Michel, Charles Alexandre Giovanelli dus, maakt net als zijn vader carrière in het paleis: hij bekleedt de prestigieuze functie van hofdeurwaarder aan het hof van Karel van Lorreinen en diens opvolger Albert Casimir.
Na de inval van de Fransen lukt het ook de zoon van Charles Alexandre, Henry, om in overheidsdienst te komen. Hij bekleedt diverse functies als douanecontroleur en directeur van de posterijen. Eén van zijn nazaten is Yvonne Vendroux, de vrouw van de Franse president Charles De Gaulle.
Hoedenmakers
De derde zoon van Francesco die meeverhuist naar Brussel is François. Zijn enige zoon heet Jacques Philippe Joseph. Hij woont met zijn vrouw Maria Francisca (Suske) Davenne in het Borgendael als in 1778 een zoon wordt geboren die ook Charles Alexandre wordt genoemd. De hofdeurwaarder, die een neef van zijn vader is, is getuige bij zijn doop. Of deze jongste telg van de familie in dezelfde relatieve welstand opgroeit als zijn oudere familieleden is zeer de vraag: het Borgendael verpaupert tegen het eind van de 18e eeuw sterk, zeker nadat het sinds de Franse bezetting van België in 1794 met de macht van de Brusselse landvoogd gedaan is. Bovendien overlijden de ouders van Charles Alexandre op jonge leeftijd. Naar alle waarschijnlijkheid wordt hij opgevangen door zijn oom, Bonaventure Pointis, en zijn tante Anne Catharine, de zus van zijn moeder, die ook in het Borgendael wonen en contacten hebben met het hof. Bonaventure is hoedenmaker en hij draagt het vak niet alleen over op zijn zoon Jean Pointis, maar ook op zijn neefje Charles Alexandre. Jean Pointis wordt een hoedenmaker van naam. In de tijd dat België deel uitmaakt van het Koninkrijk der Nederlanden wordt hij de hoedenmaker van de prins van Oranje, de latere koning Willem II. Hij heeft zijn bedrijf op de Hofberg en is ook lid van het Brusselse vrijmetselaarsgilde. Charles Alexandre brengt het niet zo ver: hij neemt aan het begin van de 19e eeuw de wijk naar Den Haag, misschien wel samen met zijn zus Dorothée Josephine.
Den Haag
Deze Dorothée Joséphine, die vijf jaar ouder is dan Charles Alexandre, krijgt in 1798 een kind van een onbekende vader. Het kind sterft als het slechts een paar maanden oud is. Het jaar daarop trouwt ze met Frédéric Jolly, die afkomstig is uit
Crèvecœur in het departement Oise in Frankrijk en die, net als zijn vader, verbonden is aan een Brussels theater. Als toneelspeler woont en werkt hij regelmatig kortere of langere perioden in het buitenland en zo komt het stel in Den Haag terecht.
Ook Charles Alexandre verhuist naar Den Haag en leert daar Alida van Leffen kennen, die afkomstig is
uit Culemborg. Ze krijgen in 1806 een dochter, maar trouwen pas het jaar daarop. Charles
is nog steeds hoedenmaker en woont met zijn gezin eerst in de Bagijnestraat en later op de Kalvermarkt, destijds een buurt
waar veel ambachtslieden woonden. Er worden nog meer kinderen geboren, waaronder Fredericus Cornelius in 1811 en
Catharina Elisabeth in 1816.
Akte- of persoonsverwisseling
Op 1 december 1818 geeft Charles Giovanelli het overlijden aan van zijn dochtertje Catrina Elisabeth, twee jaar oud.
In 1846 echter treedt Catharina Elsabeth Giovanelli, dochter van Charles in het huwelijk in Utrecht. Uit het uittreksel
uit het geboorteregister dat bij het huwelijk overlegd wordt, blijkt, dat zij óók in 1816 is geboren in
Den Haag. Is zij dezelfde
persoon als het kind dat in 1818 als overleden opgegeven is? Hoe het precies zit is onduidelijk, maar wellicht is hier sprake van een
(bewuste of onbewuste) akte- of persoonsverwisseling.
Utrecht
Ergens tussen 1820 en 1830 verhuist de hoedenmaker met zijn gezin naar Utrecht. Ze wonen daar eerst in de Lange Nieuwstraat, daarna in de
Stroosteeg en vervolgens in de Molensteeg. Zoon Fredericus Cornelius zet het bedrijf van zijn vader voort. Hij drijft
zijn hoeden- en pettenwinkel in de Vinkenburgstraat tussen de Oude Gracht en het Neude.
Zijn zus Catharina Elisabeth trouwt met de schoenmaker Simon Coelen. Ze wonen achtereenvolgens in de Zadelstraat, in
de Loeff Berchmakerstraat en op de Daalschedijk. Van de zes kinderen die zij krijgen sterven er
vier op jonge leeftijd. Catharina overlijdt zelf op 1 juli 1866, in dezelfde nacht als haar dochtertje Alida, op
het moment dat Utrecht wordt getroffen door een cholera-epidemie. Zij is dan 50 jaar.
Haar dochter Anthonia Josephina trouwt in 1879
in Den Haag met Daniel Voortman.
Verbeterhuis
We gaan nog even terug naar Dorothée Joséphine Giovanelli, zus van de hoedenmaker
Charles Alexandre en echtgenote van Frédéric Jolly, de toneelspeler. Een groot deel
van haar leven woont ze in Den Haag, waar ook haar dochter Louise Joséphine Reine in 1804
wordt geboren. In 1812, bij de geboorte van haar zoon Henri Frédéric Jean-Baptiste, woont ze
echter in Antwerpen. Ze keert weer terug naar Den Haag en woont daar onder andere in de Koediefstraat en
Achter de Stallen (nu Kazernestraat). Haar man verblijft niet op die adressen. In 1843 lijkt ze
weer herenigd te zijn met haar man en woont dan in Toulon in Frankrijk. Maar ze komt weer terug naar
Den Haag, waar ze in 1850 op hoge leeftijd sterft.
De aangifte van haar overlijden wordt gedaan door Antoine Carabain, de directeur van het “Verbeterhuis”. Of zij in die
instelling haar laatste levensjaren heeft doorgebracht is niet met zekerheid vast te stellen, maar lijkt wel zeer waarschijnlijk.
Winkeldogter en schildersknegt
Van de kinderen van Josephine is ook het een en ander bekend. Bij de volkstelling
van 1830 was haar dochter Louise Joséphine Reine 'winkeldogter' in het modemagazijn van Madame Gagneux op het Plein in Den Haag.
Zoon Henri is dan nog 'schildersknegt', maar zal later op bescheiden wijze naam maken als portret- en genreschilder.
Hij is een leerling van Louis Henri de Fontenay en werkt onder andere in Brussel. In 1843 trouwt hij in Den Haag met
Johanna Barendina Lutzwig van Heijningen. Hij overlijdt in Den Haag in 1853. Als het jaar daarop ook zijn vrouw overlijdt, worden de beide zonen geplaatst in het Lutherse Weeshuis.